Eind december 2017 heeft de Eerste Kamer op de valreep ingestemd met de Verzamelwet pensioenen 2017. In het wetsvoorstel is onder meer geregeld dat gesloten pensioenfondsen waarvan de werkgever nog bestaat, de pensioenregeling op een eenvoudigere wijze kunnen onderbrengen bij een Algemeen pensioenfonds. Maar zo is bijvoorbeeld ook geregeld dat in het kader van de Wet verbeterde premieregeling de spreidingstermijn voor de beleggingsresultaten is uitgebreid van vijf jaar naar tien jaar.
Instemming door de Eerste Kamer was mogelijk nadat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had toegezegd dat er een oplossing zou komen voor de groep mensen ‘die met vroegpensioen is gegaan en zich vanaf 2022 geconfronteerd ziet met een hogere AOW-leeftijd dan waarop is gerekend, zodat zij te maken krijgen met een inkomensgat’.
De minister heeft gegevens opgevraagd bij het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie. Hij concludeert dat het geen grote groep mensen betreft die hun pensioen met meer dan vijf jaar naar voren halen en hierdoor te maken kunnen krijgen met een inkomensgat. Bij verzekeraars gaat het om ongeveer honderd personen en bij pensioenfondsen naar verwachting om enkele duizenden. De gemiddelde hoogte van de vervroegde pensioenuitkeringen loopt sterk uiteen. Het kan gemiddeld ongeveer € 10.000 per jaar zijn, maar ook het dubbele daarvan. Ook de gezinssituatie kan van invloed zijn op de vraag of het inkomensgat kan worden opgevangen.
Aangezien het beeld divers is, heeft de minister samen met de staatssecretaris van Financiën besloten tegemoet te komen aan de zorgen van de Eerste Kamer. In de Verzamelwet pensioenen 2019 zal een regeling worden opgenomen. Het gaat dan om een extra keuzemogelijkheid ‘waardoor de variabilisatie van reeds ingegaan pensioen eenmalig kan worden aangepast indien mensen met een inkomensgat te maken krijgen vanwege een hogere AOW-leeftijd dan waarop gerekend werd’.
(Kamerstukken EK 34 674, I, 14 maart 2018)
(april 2018)