De rechtbank Gelderland heeft geoordeeld in een zaak waarin echtgenoten en hun dochter vanaf 1 januari 2017 deelnamen in een, door de echtgenoten opgericht, fonds met een totaal vermogen van € 500.000. De echtgenoten nemen deel voor 98% en de dochter voor 2%. Wanneer de echtgenoten het verzoek namens het fonds doen om het fonds als belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting aan te merken, weigert de inspecteur. De inspecteur voert als reden aan dat de 2% deelname van dochter alleen als doel heeft om aan de zogenoemde collectiviteitseis te kunnen voldoen. Op 11 november 2017 hebben de echtgenoten aan dochter een schenking gedaan van € 40.000 zodat dochter een groter belang van in totaal 10% van de participaties kon houden. Hierna is nogmaals een verzoek gedaan bij de inspecteur. Dit verzoek is vervolgens gehonoreerd.
Onder andere in geschil is of er sprake is van een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen voor het jaar 2017 bij de echtgenoten. Dit is het geval indien het fonds niet als fonds voor gemene rekening wordt aangemerkt vanaf 1 januari 2017.
De inspecteur voert aan dat bij een verhouding van 90%:10% nog wel sprake is van collectief beleggen op basis van een binnen de Belastingdienst, intern gebruikt, beoordelingsformulier. Een verhouding van 98%:2% wordt, volgens de inspecteur, alleen gebruikt om aan de collectiviteitseis te voldoen. In de wet en in een brief van de staatsecretaris aan de Tweede Kamer over open fondsen voor gemene rekening worden echter geen concrete verhoudingsvereisten genoemd. Daarbovenop is in het interne beoordelingsformulier ook opgenomen dat een weging van het geheel van feiten en omstandigheden de doorslag moeten geven of sprake is van een open fonds van gemene rekening. Aan de argumenten van de inspecteur lijkt een wettelijke basis te ontbreken.
Gelet op de feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat in deze situatie sprake is van een open fonds voor gemene rekening. Aan de eisen van een dergelijk fonds in de wet wordt voldaan: er is sprake van het voor gemene rekening beleggen en de bewijzen van deelgerechtigheid zijn vrij verhandelbaar. Er is geen aanleiding om aan te sluiten bij de collectiviteitseis van een vrijgestelde beleggingsinstelling, voortvloeiend uit de Wet financieel toezicht zoals de inspecteur aanvoert. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen moet worden verminderd.
(Rechtbank Gelderland, 2 april 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:2191)
(juni 2020)