Op 1 januari 2018 is de Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars in werking getreden. Op grond van die wet moeten verenigingen van eigenaren (VvE) jaarlijks een minimumbedrag sparen voor groot onderhoud door storting in het VvE-reservefonds. Die storting is gebaseerd op een meerjarenonderhoudsplan of 0,5% van de herbouwwaarde.
Een lidmaatschapsrecht in een VvE is fiscaal een vermogensrecht dat tot de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing (box 3) behoort. Het aandeel in het reservefonds wordt tot de waarde in het economische verkeer gerekend.
Naar aanleiding van Kamervragen van de leden Lodders en Koerhuis bevestigt minister Ollongren dat stortingen van een (individuele) appartementseigenaar in het reservefonds van de VvE niet kunnen worden teruggevorderd bij verkoop of overlijden. De minister geeft desgevraagd aan dat geen sprake is van een verschil in belastingheffing tussen woningeigenaren die zelf gespaard vermogen aanhouden voor hun woningonderhoud en woningeigenaren die lid zijn van een VvE en daarbij gespaard vermogen aanhouden voor het woningonderhoud. De minister geeft aan dat het kabinet daarom geen aanleiding ziet om een extra vrijstelling in box 3 te creëren voor (het aandeel in) de waarde van het reservefonds.
Hoewel niet gevraagd geeft de minister ook aan dat er een herijking komt van de goedkeuring in onderdeel 10.4 van het besluit inzake eigenwoningrente (van 10 juni 2010, nr. DGB2010/921). Daarin is opgenomen dat het onder voorwaarden mogelijk is om in bepaalde gevallen de schuld aan te merken als eigenwoningschuld. Aanpassing is noodzakelijk in verband met de in 2013 in de wet opgenomen aflossingseis.
(Antwoord van minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de staatssecretaris van Financiën (ontvangen 21 mei 2019), AH 2718 2019Z05745)
(juni 2019)