Gevolg uitkeren levenslooptegoed voor AOW-partnertoeslag

Een vrouw heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brief gestuurd. In de brief schrijft zij dat een bank haar levensloopsaldo in één keer op 31 december 2021 wil betalen. De uitbetaling in één keer heeft volgens de vrouw tot gevolg dat haar partner zijn AOW-partnertoeslag verliest en dat haar inkomen volgens een hoger tarief belast wordt. Staatssecretaris Klijnsma heeft op de brief gereageerd door aan te geven dat opnames van levensloopsaldo geen inkomen is waarmee voor de AOW-partnertoeslag rekening wordt gehouden. Dat betekent dat ook de eenmalige uitkering er niet toe leidt dat de AOW-partnertoeslag wordt beëindigd of verminderd. Om het tariefnadeel in verband met het hogere inkomen in 2021 te verminderen, kan deze mevrouw gebruikmaken van de middelingsregeling in de inkomstenbelasting, aldus de staatssecretaris.
(Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, brief van 11 juli 2016, nr. 2016-0000121781)

Noot:

De levensloopregeling is met ingang van 1 januari 2012 afgeschaft. De op dat moment bestaande regelingen met een saldo van tenminste € 3.000, kunnen tot uiterlijk 1 januari 2022 blijven bestaan. Voorzover het saldo dan niet volledig is opgenomen, wordt het tegoed op 31 december 2021 tot het loon gerekend en progressief belast in box 1 van de inkomstenbelasting. De bank wilde het saldo alleen nog uitkeren als er een werkgever was. De vrouw was bang dat deze verplichte uitkering gevolgen zou hebben voor de AOW-partnertoeslag. De staatsecretaris heeft met deze brief haar angst weggenomen door de werking van de regeling nader toe te lichten.
Voor het progressienadeel merkt Klijnsma terecht op dat er een middelingsregeling is. Van deze regeling kan gebruik worden gemaakt als minder inkomstenbelasting verschuldigd zou zijn geweest als het inkomen gelijkmatig over drie jaren verdeeld zou zijn. In de aangifte over 2016 moet het verschil hiervoor ten minste
€ 545 zijn.
Meer informatie over de levensloopregeling is te vinden in hoofdstuk 8 van de Gids Productfiscaliteiten 2016.

(september 2016)