FA Nieuwsbrief september 2012

Jaargang 1 nummer 2

De tweede Nieuwsbrief van Financieel Actief bevat een drieluik op het terrein van schadeverzekeringen, en dan met name inzake ongevallen.

In het eerste artikel schetst Steven Polak de algemene contouren van de werkgeversaansprakelijkheid. Zijn artikel vormt gedeeltelijk de basis voor de fiscale beschouwingen van Ton Mertens en Jasper Commandeur.

Ton Mertens bespreekt de fiscale behandeling van schadeverzekeringen in de relatie tussen werkgevers en werknemers. Jasper Commandeur gaat in op de inkomstenbelastingaspecten.

Ook in de Praktijkcase en het eerste korte bericht besteden wij aandacht aan schadeverzekeringen.

Over een kleine twee weken komen we met een speciale Nieuwsbrief die geheel in het teken zal staan van Prinsjesdag. Hoewel de plannen formeel nog geheim zijn, sijpelen er al wel delen naar buiten. Dat belooft de nodige wetsvoorstellen op de terreinen waarop wij actief zijn.

Wederom veel leesplezier!

Kees



drs. Kees van Oostwaard

Eindredacteur Financieel Actief

 

 

Artikelen

Werkgeversaansprakelijkheid

Steven Polak

Ongevallen die verband houden met arbeid komen veel voor, in allerlei vormen en situaties. Of een werkgever aansprakelijk is voor de schade die uit een ongeval voortvloeit is niet altijd direct duidelijk. Er wordt dan ook veel over geprocedeerd maar welke grondslag in de procedure gekozen moet worden was in de afgelopen jaren niet steeds duidelijk. De grenzen zijn verkend, in beweging gekomen en inmiddels grotendeels bepaald.  Dit artikel beoogt de stand van zaken die daarmee is ontstaan te verhelderen, vooral ook voor niet-juristen.

Bescherming

Werknemers verdienen bescherming tegen de gevolgen van arbeidsongevallen. De gedachte achter die bescherming is dat het de werkgever is die voordeel heeft van de arbeid. Hij is het ook die de meeste invloed heeft op de arbeidsomstandigheden en dient daarom voor een veilige werksituatie te zorgen, of – als zich desondanks een ongeval voordoet – de schade van de werknemer te vergoeden. Ook weegt zwaar dat arbeid vaak routinematig wordt verricht, met als gevolg dat de aandacht van een werknemer niet altijd volledig is gericht op zijn eigen veiligheid.
De bescherming van een werknemer tegen (de gevolgen van) een arbeidsongeval wordt vooral gevonden in aansprakelijkheid van de werkgever. Om op dat punt uit te komen kan een werknemer verschillende paden bewandelen. Deze paden zijn gedurende een lange periode in ontwikkeling geweest: werknemers die vastliepen op een pad probeerden een ander pad te bewandelen, werden daar soms toegelaten en later soms weer de toegang ontzegd. Op voorhand was het voor een werknemer die meende dat hij jegens zijn een aanspraak had op schadevergoeding niet steeds duidelijk welk pad hij moest kiezen. Sinds 11 november 2011 is daarin verandering gekomen. Toen wees de Hoge Raad arresten die de rechtspraktijk meer houvast hebben gegeven. 1)

Driedeling

Voor de beoordeling welk pad voor een bepaald type arbeidsongeval kan leiden tot aansprakelijkheid van de werkgever is nu de volgende driedeling ontstaan. Er zijn de klassieke arbeidsongevallen die direct verband houden met de uitoefening van de werkzaamheden. Een voorbeeld uit de rechtspraak is de sociotherapeut die in een TBS-kliniek wordt aangevallen door een patiënt. 2)
Daarnaast zijn er de arbeidsongevallen die niet direct verband houden met het uitoefenen van de werkzaamheden maar die wel verband houden met het werk. Gedacht kan daarbij worden aan ongevallen tijdens bedrijfsuitjes 3) en aan de reclasseringsambtenaar die thuis wordt opgezocht en daar wordt mishandeld door een cliënt 4).
Tot slot zijn er de verkeersongevallen die verband houden met werk. Hierna zal blijken dat deze categorie wel moet worden ingeperkt omdat er ook verkeersongevallen van werknemers zijn die niet kunnen leiden tot aansprakelijkheid van een werkgever.

Op elk van deze drie typen ongevallen is een eigen aansprakelijkheidsregime van toepassing. Dat heeft gevolgen voor wie bewijs moet leveren (de werkgever of de werknemer), wat hij moet bewijzen maar ook voor de hoogte van de schadevergoeding die de gewond geraakte werknemer krijgt als de werkgever aansprakelijk blijkt te zijn. De verschillende typen arbeidsongevallen worden hierna besproken.

Het klassieke arbeidsongeval

Dit arbeidsongeval, dat dus direct verband houdt met de uitoefening van de werkzaamheden, verdient de meest vergaande bescherming. Dit is het type werkzaamheden waarop een werkgever de meeste invloed heeft, ook op de veiligheid ervan. Die bescherming wordt geboden in artikel 7:658 BW dat op de werkgever een zorgplicht legt om te voorkomen dat de werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Dat betekent dat de werkgever moet zorgen voor een veilige werkomgeving maar ook dat andere maatregelen moeten worden genomen en werknemers bijvoorbeeld geïnstrueerd moeten worden.

De eisen die aan de werkgever worden gesteld zijn streng. Ze waren in de loop der tijd enigszins verwaterd maar in de arresten van 11 november 2011 heeft de Hoge Raad ze weer duidelijk aangezet door te oordelen dat ‘gelet op de ruime strekking van de zorgplicht niet snel kan worden gezegd dat de werkgever daaraan heeft voldaan’. Ook oordeelde de Hoge Raad op 11 november 2011 dat het begrip arbeidsplaats ruim moet worden uitgelegd. Een werknemer valt om die reden gauw onder de bescherming van artikel 7:658 BW.
De bescherming van de werknemer die een klassiek arbeidsongeval overkomt zit hem echter voor een belangrijk deel ook in zijn bewijspositie. Die werknemer hoeft slechts aan te tonen dat het ongeval hem is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Meer niet. Zelfs de wijze waarop het ongeval precies is ontstaan hoeft hij niet te bewijzen. Het is vervolgens de werkgever die moet bewijzen dat hij heeft voldaan aan de veiligheidseisen die de wet aan hem stelt, en op dat punt heeft de Hoge Raad dus geoordeeld dat dat niet snel kan worden aangenomen. 5)
Slaagt de werkgever in het bewijs dat hij heeft voldaan aan alle veiligheidseisen dan is hij niet aansprakelijk. Slaagt hij daarin echter niet dan volgt het sluitstuk van de vergaande bescherming waar het slachtoffer van een klassiek arbeidsongeval aanspraak op kan maken: volledige vergoeding van zijn schade. Dat betekent niet alleen dat schade wegens verlies arbeidsvermogen en smartengeld vergoed worden maar ook dat als een (niet opzettelijke) gedraging van de werknemer heeft bijgedragen aan het ontstaan van zijn eigen schade, die gedraging hem niet als eigen schuld wordt aangerekend. Zoals hierna nog zal blijken geldt dat niet voor ieder slachtoffer van een arbeidsongeval.
Recent heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vergaande bescherming van artikel 7:658 BW ook toekomt aan de zelfstandige zonder personeel die in opdracht werkzaamheden uitvoert in de onderneming van een ander. 6)

Het niet-klassieke arbeidsongeval dat wel verband houdt met het werk

Voor de niet klassieke bedrijfsongevallen die wel verband houden met het werk, zoals het ongeval tijdens een bedrijfsuitje of het bedrijfsongeval dat niet op de werkplaats gebeurt maar desondanks wel verband houdt met het werk, is de bescherming van de werknemer minder vergaand.
Deze categorie ongevallen valt niet onder artikel 7:658 BW maar onder artikel 7:611 BW, dat een werkgever verplicht zich als een goed werkgever te gedragen. Die verplichting brengt een eigen zorgplicht mee van de werkgever om in de bijzondere situaties van deze categorie te zorgen voor de veiligheid van de werknemer. Komt een werkgever deze verplichting niet na dan is hij net als voor de klassieke arbeidsongevallen aansprakelijk voor de volledige schade van de werknemer.

Er zijn echter ook belangrijke verschillen met het regime dat geldt voor de klassieke arbeidsongevallen. In deze categorie arbeidsongevallen dient de werknemer de toedracht van het ongeval te bewijzen, evenals de zorgplicht van de werkgever en het schenden daarvan. Op de werknemer rust dus een zwaardere bewijslast. Indien de werknemer erin slaagt het vereiste bewijs te leveren dan staat het vervolgens nog niet vast dat hij zijn schade ook volledig vergoed krijgt. Anders dan bij de klassieke arbeidsongevallen kan een werknemer ook door niet-opzettelijke gedragingen eigen schuld treffen. Als die eigen gedraging van invloed is geweest op het ontstaan van het ongeval dan wordt de schadevergoeding verminderd met het percentage waarin die gedraging aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen.

De verkeersongevallen die verband houden met het werk

Op deze verkeersongevallen kan het regime van de klassieke arbeidsongevallen van toepassing zijn. Het gaat dan om de situatie waarin de werkgever is tekortgeschoten in zijn zorgplicht om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Ook in die situatie heeft de werknemer aanspraak op de meest vergaande bescherming, met een gunstige bewijslast en volledige vergoeding van zijn schade.
Indien de werkgever echter geen zorgplicht heeft geschonden dan geldt uitsluitend het derde regime: dat van de werkgever die zijn verzekeringsplicht niet is nagekomen. Deze verzekeringsplicht betreft overigens niet alle verkeersongevallen. Een eerste inperking is dat het verkeersongeval niet het gewone woon-werkverkeer mag betreffen. 7) Dat verkeer valt niet onder de veiligheidszorg van de werkgever. Ten tweede geldt de verzekeringsplicht niet voor eenzijdige verkeersongevallen, waarbij geen voertuig betrokken is. 8) De voetganger die in de uitoefening van zijn werkzaamheden ten val komt doordat hij struikelt kan zijn werkgever derhalve niet aansprakelijk houden op grond van het niet-nakomen van de verzekeringsplicht.

In deze categorie van ongevallen rust het bewijs van de toedracht van het ongeval op de werknemer. Slaagt hij in dat bewijs dan is de werkgever aansprakelijk, tenzij hij zijn verzekeringsplicht is nagekomen.
Bij het vaststellen van de schadevergoeding is in deze categorie echter niet beslissend welke schade de werknemer lijdt. Hoe groot het verlies arbeidsvermogen is en het smartengeld doet er in beginsel niet toe. Voor de hoogte van de schadevergoeding is het uitgangspunt wat de werknemer zou hebben ontvangen indien de werkgever zijn verzekeringsplicht wel zou zijn nagekomen. Met andere woorden: hoeveel zou de uitkering uit een adequate verzekering hebben bedragen?
Het antwoord op deze vraag is overigens niet eenvoudig te geven. Bij welke uitkering zou de verzekering die de werkgever had moeten sluiten adequaat zijn geweest? Dient die uitkering gerelateerd te zijn aan de schade wegens verlies arbeidsvermogen? Dient die verzekering ook tot uitkering te komen bij eigen schuld van de werknemer? Vragen als deze kunnen nog veel discussie opleveren.

Afsluitend

Werknemers hebben door de arresten van 11 november 2011 meer duidelijkheid gekregen over hoe zij schade die het gevolg is van een arbeidsongeval mogelijk kunnen verhalen op de werkgever. Zij kunnen beter afwegen welk pad naar schadevergoeding de voorkeur heeft en of dat pad begaanbaar is, mede gezien het bewijs dat daarvoor geleverd moet worden. Ook werkgevers weten beter waar zij aan toe zijn met betrekking tot aansprakelijkheid voor schade van werknemers. Na de arresten van 11 november 2011 luidt de belangrijkste waarschuwing aan werkgevers echter dat zij aandacht dienen te (blijven) besteden aan hun zorgplicht uit artikel 7:658 BW. Rechters zullen sneller oordelen dat aan die zorgplicht niet is voldaan. 

Noten:

1) HR 11 november 2011, NJ 2011, 597 (TNT Post / Weijenberg) en HR 11 november 2011, NJ 2011, 598 (Rooyse Wissel)

2) HR 11 november 2011, NJ 2011, 598 (Rooyse Wissel)

3) HR 17 april 2009, RvdW 2009, 552 (Vd Brink / M/V Communicatie)

4) HR 22 januari 1999, NJ 1999, 534 (Reclasseringsambtenaar)

5) HR 11 november 2011, NJ 2011, 597 (TNT Post / Weijenberg)

6) Hoge Raad 23 maart 2012, LJN BV0616

7) HR 19 december 2008, NJ 2009, 334 (Autoster Bergen / Hendriks)

8) HR 11 november 2011, NJ 2011, 597 (TNT Post / Weijenberg)

Werkgevers, werknemers en vergoedingen bij ongevallen

mr. Ton Mertens

Als een werknemer een ongeval overkomt kan de werkgever in bepaalde gevallen aansprakelijk zijn voor de schade. Om welke situaties dit kan gaan is uiteen gezet in de bijdrage van Steven Polak. Er zijn verschillende gradaties van aansprakelijkheid, maar de kern van de zaak is dat deze voor de werkgever in beeld komt als het ongeval verband houdt met het werk.
In dit artikel bespreek ik de verschillende fiscale aspecten die daarbij een rol kunnen spelen. Het gaat dan niet alleen om de fiscale gevolgen van een ongevallenuitkering. Ook als er een ongevallenverzekering wordt gesloten kunnen daar direct al fiscale consequenties aan verbonden zijn voor de werkgever en/of de werknemer. Maakt het daarbij bijvoorbeeld uit of de werkgever de verzekering afsluit of de werknemer? En is de werkkostenregeling hierop nog van invloed? Omdat zich veel verschillende situaties kunnen voordoen sluit ik af met een schema als samenvatting.
Als ik in deze bijdrage over een ongevallenuitkering spreek, bedoel ik daarmee in principe een éénmalige uitkering, omdat die het meeste voorkomen in dit verband. Voor zover ik over periodieke uitkeringen praat geef ik dat steeds aan.

Loon?

Laten we nog even vergeten dat er een ongevallenverzekering gesloten is en ons eerst beperken tot de vraag of en wanneer een ongevallenuitkering die aan werkgever aan een werknemer betaalt als belast ‘loon uit dienstbetrekking’ wordt gezien. Is alles wat een werkgever aan een werknemer betaalt belast loon? Hier heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak over gedaan in wat wel het ‘smeerkuilarrest’ 1) wordt genoemd. Daarin wordt gezegd dat letselschadevergoedingen die werkgevers aan hun werknemers betalen niet als loon uit dienstbetrekking kunnen worden gezien. Dat lijkt dus duidelijk. Maar de Hoge Raad zegt nog meer: als de letselschadevergoeding berust op een arbeidsvoorwaarde ligt het anders en is een ongevallenuitkering wel belast als loon. Als de werkgever dus aan zijn werknemers toezegt dat ze bij een ongeval een uitkering krijgen, is deze belast als loon. Doet hij dit niet, overkomt de werknemer een ongeval en is de werkgever daarvoor aansprakelijk, dan is de uitkering niet belast als loon.

Wel of geen toezegging door werkgever

Cruciaal is dus of de werkgever een toezegging vóóraf heeft gedaan om, als zich het ongeval voordoet, een schadevergoeding te betalen. In dat geval heeft de werknemer de zekerheid van de uitkering en wordt hij niet geconfronteerd met de complexe vraag of de werkgever wel aansprakelijk is en tot welk bedrag. Zoals gezegd gaat Steven Polak op die vraag nader in. Gelet op die ingewikkelde en soms vergaande aansprakelijkheid zal een werkgever er vaak voor kiezen het ongevalsrisico van de werknemer te verzekeren.

Als de werkgever een ongevallenverzekering afsluit ten behoeve van zijn werknemers is daarmee nog niet gezegd dat hij de werknemers vóóraf een uitkering toezegt. Hij kan de werknemers verzekeren en zichzelf als begunstigde aanwijzigen. Betaalt hij dan de uitkering door aan de werknemer als het zo ver is, dan is die uitkering in principe geen belast loon, aangenomen dat de werkgever voor de schade aansprakelijk is.

Vaak zal het zo zijn dat de werkgever in zijn arbeidsvoorwaarden iets heeft opgenomen over de situatie dat een werknemer een ongeval overkomt en zegt hij op die manier een uitkering toe. Is dat het geval, dan zal als regel van een arbeidsvoorwaarde kunnen worden gesproken en kan zo’n – eventuele - uitkering wel degelijk belast zijn als loon. 2)  Maar dan komt gelijk een volgende vraag aan de orde, namelijk wat zegt de werkgever precies toe? We maken daarbij onderscheid tussen een toezegging om in een bepaalde ongevalsituatie een uitkering te betalen en de toezegging om een premie te vergoeden als de werknemer zelf een ongevallenverzekering sluit.

De werkgever zegt een uitkering toe (aanspraak)

Als de werkgever toezegt in bepaalde situaties een ongevallenuitkering te betalen, dan kent hij fiscaal gezien een aanspraak toe. Dan moet gekeken worden of deze aanspraak belast is of dat deze is vrijgesteld. Als de aanspraak belast is, is de uitkering meestal vrijgesteld. Maar het komt vaker voor dat de aanspraak vrijgesteld is en dan is een eventuele uitkering belast als loon.

De wet kent een vrijstelling voor aanspraken op ongevallenuitkeringen. 3)  Het moet dan gaan om ongevallen die overlijden of invaliditeit tot gevolg hebben. Het is geen eis dat het ongeval een gevolg is van het uitoefenen van de dienstbetrekking. Ook in de privé-sfeer opgelopen ongevallen mogen meetellen. We spreken in dit verband wel over een ‘24-uursdekking’. Het voordeel voor de werkgever en de werknemer van een 24-uursdekking is dat de ingewikkelde vraag of het ongeval verband houdt met het werk en of de werkgever daarvoor aansprakelijk is, buiten beschouwing kan blijven.

Er bestaat nog een tweede vrijstelling voor aanspraken op ongevallenuitkeringen, maar die is met de introductie van de werkkostenregeling met ingang van 1 januari 2011 komen te vervallen. Omdat de meeste werkgevers er nog voor kiezen om de werkkostenregeling niet toe te passen 4) is deze nog wel van belang. Deze vrijstelling heeft betrekking op aanspraken op uitkeringen voor ongevallen die een werknemer tijdens de vervulling van de dienstbetrekking oploopt. 5) Hier is dus wel van belang dat het ongeval verband houdt met het werk. Dat is dan ook de enige eis. Ik noem dit - om deze vrijstelling te onderscheiden van de 24-uursdekking - de ‘bedrijfsdekking’. Het is bij de bedrijfsdekking niet van belang of het ongeval invaliditeit of overlijden tot gevolg heeft.

Schema vereisten vrijstelling ongevallenaanspraken 24-uursdekking (11-1-h Wet LB)

bedrijfsdekking (44 URLB tekst 2010)

OngevaljajaTijdens uitoefenen dienstbetrekkingneejaGevolg ongeval is overlijden of invaliditeitjanee

  

Van belang wie de begunstigde is?

Als de werkgever de verzekering sluit is het voor de fiscale vragen die hierbij spelen in principe niet van belang wie daarvan de begunstigde is. Hiervóór gaf ik al aan dat de werkgever zichzelf als begunstigde kan aanwijzen, zonder de werknemer een toezegging vooraf te doen. Omgekeerd zou ook mogelijk zijn: de werkgever kan de werknemer de begunstigde laten zijn, maar daarmee heeft hij de werknemer nog niet een arbeidsvoorwaarde of een fiscale aanspraak toegekend. Dat is pas het geval als hij de werknemer een toezegging doet en daarvoor moet hij op zijn minst de werknemer ervan in kennis stellen dat hij de betreffende verzekering ten behoeve van hem heeft afgesloten. Pas dan kunnen er voor de werknemer rechten ontstaan.

De werkgever zegt een premievergoeding toe (vergoedingsregeling)

De werkgever kan in plaats van het toezeggen van een uitkering als het ongeval zich heeft voorgedaan ook de werknemer een premievergoeding geven. Hij vergoedt dan de premie van een ongevallenverzekering die de werknemer zelf heeft gesloten. Dit is in principe geen ‘aanspraak’ en dat betekent dat de vrijstelling voor aanspraken op een 24-uursdekking niet van toepassing is. De hiervoor genoemde vrijstelling voor de bedrijfsdekking heeft zowel betrekking op aanspraken als op premievergoedingen. Dit betekent dat een premievergoeding alleen onbelast kan zijn als de werknemer een ongevallenverzekering sluit voor ongevallen die bij het uitoefenen van de dienstbetrekking zijn opgelopen.

Verschil aanspraak met vergoedingsregeling

Het verschil tussen het toekennen van een aanspraak en het toekennen van een premie is erin gelegen dat bij een aanspraak een werkgever een recht toekent en bij een premievergoeding een bedrag in geld. Overigens kan het verschil tussen een aanspraak en een premievergoeding klein zijn. Zo kan een door de werkgever bedongen premiekorting in combinatie met een premievergoeding en vóórfinanciering van de premie door de werkgever ‘bij elkaar’ als een aanspraak worden gezien. 6)

Schema vrijstelling aanspraken/premievergoedingen 24-uursdekking (11-1-h Wet LB)bedrijfsdekking (44 URLB tekst 2010)
 AansprakenvrijgesteldvrijgesteldPremievergoedingenbelastvrijgesteld


Aftrek werknemer?

Hierbij is voor de werknemer nog van belang of hij de premie bij zijn aangifte inkomstenbelasting kan aftrekken. Het komt er op neer dat als de ongevallenverzekering recht geeft op een periodieke uitkering, de premie aftrekbaar kan zijn. Geeft deze verzekering recht op een uitkering ineens, dan is de premie voor de werknemer niet aftrekbaar. Op dit punt zijn twee soorten verzekeringen in omloop die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Ik verwijs voor deze vraag naar de bijdrage van Jasper Commandeur. Hierbij is nog wel van belang dat een premie alleen aftrekbaar kan zijn als deze op de werknemer ‘drukt’. Dat betekent dat als een werknemer een onbelaste vergoeding krijgt voor een ongevallenverzekeringspremie hij deze sowieso niet kan aftrekken, ook al gaat het om een verzekering die recht geeft op periodieke uitkeringen. Als de vergoeding van de premie belast is, dan ‘drukt’ de premie naar mijn mening wel op de werknemer. Dan kan deze aftrekbaar zijn, mits natuurlijk aan de eisen van de inkomstenbelasting wordt voldaan.

De uitkering

Zoals gezegd is een éénmalige ongevalsuitkering van de werkgever in principe onbelast als deze niet berust op een arbeidsvoorwaarde en de werkgever aansprakelijk is voor de schade.

Maar de uitkering kan ook gebaseerd zijn op een aanspraak die de werkgever vooraf toekent. Dan moet eerst worden gekeken of de aanspraak onbelast is of niet. Is er voor de aanspraak geen vrijstelling, dan is de uitkering in principe onbelast. Is de aanspraak vrijgesteld als 24-uursdekking, dan is de uitkering belast. Over de vraag of dit ook het geval is als de aanspraak is vrijgesteld als bedrijfsdekking, zijn de meningen verdeeld.

De vraag die dan resteert is hoe het zit met de uitkeringen als de werknemer zelf een ongevallenverzekering heeft afgesloten en daarvoor een onbelaste vergoeding geeft gekregen. De staatssecretaris van Financiën heeft hierover het standpunt ingenomen dat dergelijke uitkeringen belast zijn als loon. 7) Nog niet zo lang geleden heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waar uit kan worden opgemaakt dat dit standpunt onjuist is. 8) In een dergelijk geval is de uitkering onbelast, dus ongeacht of de werknemer voor de verzekering een belaste dan wel een onbelaste premievergoeding heeft gekregen.

Schema belastbaarheid éénmalige ongevallenuitkering/ werkkostenregeling niet van toepassing Aanspraak door werkgever toegekendVergoeding door werkgever aan werknemer betaaldUitkering werknemer
 Aanspraak,  niet vrijgesteldBelast als loon---Onbelast
 Aanspraak vrijgesteld als 24-uursdekking (art. 11-1-h Wet LB)Geen loon---Belast als loon
 Aanspraak vrijgesteld als bedrijfsdekking (art. 44 URLB, tekst 2010)Geen loon---Belast als loon/ Onbelast (meningen zijn verdeeld)
 Premievergoeding niet vrijgesteld---Belast als loonOnbelast als loon
 Premievergoeding voor bedrijfsdekking vrijgesteld---OnbelastOnbelast als loon
 

 

Met bovenstaand schema kan in één oogopslag worden vastgesteld wat fiscaal de meest optimale variant is: dat is de variant waarbij zowel de aanspraak of de premievergoeding als de uitkering onbelast is. Dat is in ieder geval zo bij verzekeringen die alleen schade wegens ongevallen dekken die tijdens de uitoefening van de dienstbetrekking worden opgelopen. De zekere weg is dan de werknemer zelf de verzekering te laten sluiten en hem de premie te vergoeden. Wordt met dezelfde dekking niet voor de premievergoeding maar voor een aanspraak gekozen, dan zijn de meningen verdeeld of de uitkeringen dan onbelast zijn.

Helaas heeft deze fiscaal meest optimale vorm een beperkte houdbaarheidsdatum. De vrijstelling voor de bedrijfsdekking kan alleen nog dit en volgend jaar een rol spelen. Vanaf 1 januari 2014 komt deze bepaling definitief te vervallen omdat dan voor iedereen de werkkostenregeling gaat gelden.

Werkkostenregeling

Ik gaf hiervóór al aan dat de vrijstelling voor de bedrijfsdekking nu alleen nog van kracht is op grond van een overgangsregeling, mits werkgevers daarvoor kiezen. Wat is nu de situatie als iemand voor de werkkostenregeling kiest? Dan resteert voor wat betreft de aanspraken alleen nog de vrijstelling voor 24-uursdekkingen. De uitkeringen zijn dan steeds belast als loon. Voorzieningen waarvan de aanspraak vóór toepassing van de werkkostenregeling nog was vrijgesteld, leveren dan een belaste aanspraak op. Als de werkgever de belasting bij de werknemer inhoudt, zal de uitkering onbelast zijn. Is dit ook het geval als de werkgever niet wil dat de belasting ten laste van de werknemer komt en hij daarom de aanspraak aanwijst als eindheffingsloon? In dat geval kan het zo zijn dat de aanspraak wel of niet nog ‘past’ in de ‘vrije ruimte’ van 1,4% van de loonsom. Of dat zo is, is naar mijn mening niet van belang. In beide gevallen is de uitkering onbelast.

Schema belastbaarheid éénmalige ongevallenuitkeringen/werkkostenregeling van toepassing Aanspraak door werkgever toegekendVergoeding door werkgever aan werknemer betaaldUitkering werknemer
 Aanspraak, maar niet vrijgesteld (bijvoorbeeld de aanspraak die voorheen was vrijgesteld als bedrijfsdekking)Belast als loon/ al dan niet aangewezen als eindheffingsloon---Onbelast
 Aanspraak vrijgesteld als 24-uursdekkingGeen loon---Belast als loon
 Geen vrijstelling premie-vergoeding (bijvoorbeeld de premie die voorheen was vrijgesteld als bedrijfsdekking)---Belast als loon/ al dan niet aan-gewezen als eindheffingsloonOnbelast

Onder de werkkostenregeling is er niet meer een mogelijkheid om een werknemer iets toe te kennen en zowel op bij de toekenning buiten de fiscale sfeer te blijven als op het moment van de uitkering. Het wordt altijd een afweging die erop neerkomt dat hetzij er een onbelaste aanspraak wordt toegekend waarbij de uitkeringen belast zijn, hetzij een belaste aanspraak of premievergoeding wordt toegekend, waarbij de uitkeringen onbelast zullen zijn. Onbelaste premievergoedingen zullen zich dan niet meer kunnen voordoen.

Conclusie

Als de werkkostenregeling nog niet wordt toegepast is de fiscaal meest optimale weg min of meer sinds kort bekend: het is zaak de werknemer zelf een ongevallenverzekering te laten sluiten die uitsluitend dekking biedt tegen ongevallen die hem in verband met het uitoefenen van de dienstbetrekking overkomen. Het moet dan wel om een éénmalige uitkering gaan. Daarbij moet van een ‘zuivere’ premievergoeding sprake zijn, zonder dat zich een aanspraak voordoet. Uiteraard is daarmee niet gezegd dat dit voor werkgevers ook de beste oplossing is. Een beslissing hoe om te gaan met het (aansprakelijkheids)risico van ongevallen is van veel meer factoren afhankelijke dan van de fiscale alleen.
Wordt de werkkostenregeling toegepast, dan is er fiscaal niet heel duidelijk een meest optimale weg. Of nu voor belastingheffing bij de toekenning wordt gekozen of op het moment van de eventuele uitkering aan de orde komt, er zal altijd een keer belasting moeten worden betaald.

Noten:

1) HR 29 juni 1983, BNB 1984/2*.

2) HR 3 november 1993, BNB 1994/22*.

3) Artikel 11, lid 1, onderdeel h Wet LB.

4) Op grond van artikel 39c Wet LB kunnen inhoudingsplichtigen nog tot en met 2013 kiezen voor het oude regime op het gebied van vergoedingen en verstrekkingen.

5) Artikel 44 URLB 2001 (tekst 2010).

6) Zie HR 5 juni 1985, BNB 1986/233. 

7) Besluit van 13 februari 2001, nummer CPP2000/3210, BNB 2001/187.

8) HR 25 november 2011, BNB 2012/151c*.

Inkomstenbelasting en ongevallen- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

jasper

Het ongeluk zit in een klein hoekje. Je voelt je goed en verwacht niet dat het morgen anders zal zijn. Toch gebeurt het. De kok snijdt een vinger af, de accountant raakt overspannen en de bouwondernemer wordt getroffen door een vallende steen. Met persoonlijk en financieel leed als gevolg. Financieel leed in de vorm van inkomensderving omdat je niet meer kunt werken. Die gevolgen kunnen vaak met een verzekering (deels) opgevangen worden. Niet zelden moet er bij de vaststelling van de schade rekening gehouden worden met inkomstenbelasting. En dat maakt veel verschil voor het netto besteedbaar inkomen van de ongelukkige en de overweging om wel of niet tot verzekeren over te gaan. In deze bijdrage sta ik stil bij de verschuldigde inkomstenbelasting bij verschillende voorzieningen.

Inkomstenbelasting

De inkomstenbelasting kent een gelaagde structuur. Om tot een belastingschuld te komen, moet je steeds nagaan of en zo ja met welke bron van inkomen je te maken hebt. In de volgorde van de wet:

1- winst uit onderneming (box 1);
2- loon uit dienstbetrekking (box 1);
3- inkomen uit overige werkzaamheden (box 1);
4- periodieke uitkeringen en verstrekkingen (box 1);
5- inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2);
6- inkomen uit sparen en beleggen (box 3).

Ongevallenverzekering met uitkering ineens

Hoe werkt de inkomstenbelasting bij een ongeval? Om precies te zijn: bij een ‘plotseling van buitenaf op het lichaam inwerkend geweld, waardoor lichamelijk letsel, waarvan de aard en plaats geneeskundig zijn vast te stellen, rechtstreeks wordt veroorzaakt’. 1) Ofwel hoe zit het met de inkomstenbelasting als je iets overkomt?
Dat hangt er van af. Je kunt een particuliere ongevallenverzekering afgesloten hebben die recht geeft op een afgesproken bedrag ineens. Meestal is over die uitkering geen inkomstenbelasting verschuldigd als de verzekering geen verband houdt met een onderneming of dienstbetrekking. Ga het hiervoor gegeven rijtje maar na: als particulier, niet-ondernemer, is er geen sprake van winst uit onderneming, loon of overige werkzaamheden. De uitkering is ineens, dus niet periodiek en van aanmerkelijk belang is geen sprake. De verzekering wordt gezien als inkomen uit sparen en beleggen in box 3. Jaarlijks wordt de (verwaarloosbare) waarde eventueel tot de belastbare grondslag gerekend en de feitelijke uitkering is onbelast. Dat kan dus anders zijn als de werkgever bij de verzekering betrokken is. In zijn bijdrage beschrijft Ton Mertens die situatie.

Periodieke uitkering bij arbeidsongeschiktheid en ongeval

De premie voor een verzekerde periodieke uitkering bij invaliditeit, ziekte of ongeval is onbeperkt aftrekbaar in box 1 als uitgave voor inkomensvoorzieningen. Voorwaarde is wel dat de uitkeringen toekomen aan de verzekeringnemer zelf. 2) Mocht de verzekering (onverhoopt) tot uitkering komen dan zijn de uitkeringen belast als periodieke uitkering in box 1. De verzekeraar is verplicht om loonheffing op de uitkeringen in te houden.

Vormgeving overeenkomst

Vanaf 2009 moet voor de belastbaarheid gekeken worden naar de vormgeving van de overeenkomst. Als de verzekering aan de voorwaarden voor aftrek voldoet, zijn de uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen in box 1. Ongeacht of de verzekeringnemer de premie wel of niet in de aangifte in aftrek heeft gebracht. Het is dus van groot belang om vast te stellen met wat voor verzekering je te maken hebt. Het Ministerie van Financiën heeft de praktijk daarom voorbeelden gegeven 3): Bij een verzekering met clausule A is de premie aftrekbaar en is de uitkering belast in box 1. Bij clausule B is de premie niet aftrekbaar en blijft de uitkering onbelast (box 3). Ik bespreek beide clausules.

Clausule A (box 1)

‘Ter zake van tijdelijke arbeidsongeschiktheid is verzekerd een van dag tot dag verkregen wordende periodieke uitkering tot de in deze polis vermelde dagbedragen. De uitbetaling van de door de verzekeraar verschuldigd geworden termijnen geschiedt op de laatste dag van elke kalendermaand c.q. – week, met dien verstande, dat bij beëindiging van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid de uitbetaling zal geschieden op de dag, volgende op die, waarop die beëindiging aan de verzekeraar is bekend geworden.’

Clausule B (box 3)

‘Ter zake van tijdelijke arbeidsongeschiktheid is verzekerd een bij het einde van de arbeidsongeschiktheid verschuldigd wordende som, waarvan de grootte wordt bepaald door de in deze polis vermelde dagbedragen te vermenigvuldigen met de in dagen uitgedrukte duur van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid. De verzekeraar is bevoegd op de verzekerde som voorschotten uit te betalen.’

Verzuimde aftrek

De uitkeringen van een verzekering met clausule A worden dus hoe dan ook belast in box 1. Ook als de premie niet in aftrek is gebracht. De verzekeringnemer die vergeet om de premie in aftrek te brengen, kan een deel van de periodieke uitkeringen onbelast ontvangen. Geen belasting is dan verschuldigd tot het bedrag van de aantoonbaar niet in aftrek gebrachte premie, met een maximum van € 2.269 per jaar. Dat wordt ook wel de saldomethode genoemd. Als de premiebetaling niet te lang geleden is, kan de verzekeringnemer er ook voor kiezen om de Belastingdienst te vragen alsnog de aftrek toe te staan.

Voorbeeld

Een particulier sluit een verzekering die hem recht geeft op periodieke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid. In 2011, 2012 en 2013 betaalt hij hiervoor een jaarpremie van respectievelijk € 2.000, € 4.000 en € 5.000. Hij vergeet de premie in aftrek te brengen. In 2025 raakt hij arbeidsongeschikt en krijgt hij een periodieke uitkering van, stel € 3.000 per maand.In deze situatie is vanwege de vormgeving van de verzekering sprake van een periodieke uitkering in box 1. Over de eerste uitkeringen hoeft nog geen inkomstenbelasting te worden betaald, tot een bedrag van € 6.538 is uitgekeerd (€ 2.000 + € 2.269 + € 2.269). De eerste twee uitkeringen zijn onbelast en van de derde uitkering is € 2.462 belast in box 1. Daarbij geldt de voorwaarde dat deze particulier kan aantonen dat hij de premie in het verleden daadwerkelijk niet in aftrek heeft gebracht. De vierde en daaropvolgende uitkeringen zijn volledig belast in box 1.

 

Ongevallenverzekering ondernemers

Bij ondernemers is de fiscale behandeling van een ongevallenverzekering vaak niet heel anders dan voor particulieren. Maar je zult wel moeten nagaan of er sprake is van winst uit onderneming. Vastgesteld zal moeten worden of de premie voor de verzekering een aftrekbare bedrijfslast is of niet. De Hoge Raad vindt in de regel dat de premie voor een ongevallenverzekering niet tot de bedrijfskosten voor de ondernemer behoort. Dat was steeds het oordeel als bleek dat de dekking ruimer was dan uitsluitend bedrijfs- of beroepsongevallen. Daarom geldt meestal ook voor de ondernemer, dat de premie niet aftrekbaar (van de winst) is en de uitkering niet in box 1 wordt belast. Ook voor de ondernemer geldt dat de verzekering tot de grondslag van box 3 wordt gerekend. Dat kan slechts anders zijn als een ongevallenverzekering uitsluitend dekking geeft tegen bedrijfs- of beroepsongevallen. 4) In die situatie zou de premie aftrekbaar kunnen zijn en wordt de uitkering gezien als belastbare winst. Omdat uit de jurisprudentie niet precies blijkt welke verzekeringen tot het ondernemingsvermogen behoren, verdient het aanbeveling om in voorkomende gevallen vooraf afstemming met de Belastingdienst te zoeken.

Arbeidsongeschiktheidsrente ondernemers

Ook verzekerde periodieke uitkeringen worden bij zelfstandig ondernemers vaak niet anders behandeld dan bij particulieren. Maar ook hier zul je eerst moeten nagaan of er sprake kan zijn van winst uit onderneming. De premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering is meestal geen aftrekbare ondernemingslast. De uitgaven die een ondernemer doet voor een verzekering die een algemene dekking geeft bij arbeidsongeschiktheid worden doorgaans geacht in de privésfeer te zijn gesloten. De Hoge Raad vindt dat gezondheid voor iedereen van belang is, ongeacht of iemand wel of geen ondernemer is. 5) Het verband tussen de uitgaven ten behoeve van de gezondheid en de onderneming is te klein. Hooguit kan dat anders zijn als de verzekering een ‘bijzondere band’ met de onderneming heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als de verzekering uitsluitend dekking geeft tegen bedrijfs- of beroepsongevallen (zie hiervoor).

Aansprakelijkheid voor ongevallen

Hiervoor zijn de situaties besproken waarin iemand zelf voorzieningen tegen narigheid heeft getroffen. Vaak zou een ander dat echter moeten doen. Moet een ander de schade dragen? Bijvoorbeeld omdat een ander per ongeluk die steen liet vallen. De kans is groot dat de ander de gevolgen daarvan dan ook moet betalen. Zie bijvoorbeeld het artikel van Steven Polak voor een beschrijving van de aansprakelijkheid voor werkgevers.
Met een beetje geluk is de aansprakelijke persoon rijk of verzekerd. Als de aansprakelijke persoon verzekerd is, is het de vraag hoe tegen de uitkering van hem of zijn verzekeraar aangekeken moet worden. Opnieuw moet dan nagaan worden of sprake is van één van de bronnen van inkomen. Loon, winst, werkzaamheid of aanmerkelijk belang vallen dan meestal af als het ongeval plaatsvindt buiten de sfeer van een onderneming of dienstbetrekking. De bronnen periodieke uitkering of inkomen uit sparen en beleggen blijven over. Als de schadevergoeding voorziet in een periodieke uitkering als vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud moet rekening gehouden worden met belastingheffing over de uitkeringen in box 1. 6) Het maakt daarbij niet uit of de schadevergoeding door een verzekeraar of een privépersoon wordt betaald. De schadeveroorzaker die (rijk is en) de uitkeringen zelf als privépersoon voldoet, kan die betalingen als aftrekbare persoonsgebonden aftrek opgeven. 7)
Voor een al dan niet verzekerde uitkering ineens blijft box 3 over. De feitelijke uitkering is dan onbelast maar het verkregen bedrag wordt uiteraard wel onderdeel van het vermogen en moet zodoende ieder jaar gebruikt worden bij het vaststellen van het inkomen uit sparen en beleggen in box 3. Voorzover het nog niet is uitgegeven natuurlijk.

Ondernemers en aansprakelijkheidsvergoedingen

De belastbaarheid van een schadevergoeding bij aansprakelijkheid in verband met arbeidsongeschiktheid kan bij ondernemers tot discussie met de Belastingdienst leiden. Bij ondernemers moet de vraag worden beantwoord of de vergoeding is bedoeld ter vervanging van gederfde en/of te derven ondernemingswinst of niet. Een vergoeding voor inkomensderving is belast in box 1. Maar inkomstenbelasting blijft meestal achterwege als de (éénmalige) vergoeding wordt gegeven ter compensatie van een verlies aan arbeidsvermogen van de ondernemer als persoon. De gedachte hierbij is dat een schadevergoeding buiten de inkomenssfeer ligt, als die wordt toegekend omdat de ondernemer zijn oorspronkelijke onderneming geheel of gedeeltelijk niet meer kan uitoefenen. 8) Een blijvend verlies aan arbeidskracht is een indicatie dat daar sprake van is. Een meer tijdelijk onvermogen om de werkzaamheden uit te oefenen waarvoor de vergoeding is bedoeld, is een indicatie dat sprake is van een winstcompensatie. Daarnaast zouden contractuele afspraken over ongevallen op winstcompensatie kunnen wijzen. 9) De belastbaarheid wordt steeds vastgesteld aan de hand van de feiten en omstandigheden in een specifieke situatie. Uitgangspunt kan ook zijn dat aansluiting wordt gezocht bij de bedoeling van de betrokken partijen. Deze bedoeling moet dan blijken uit correspondentie en/of de vaststellingsovereenkomst. 10) Over de schadevergoeding ineens hoeft de ondernemer bij een blijvend onvermogen om de onderneming te drijven dus ‘in principe’ (gedeeltelijk) geen inkomstenbelasting te betalen. ‘In principe’, want net als hiervoor opgemerkt bij de aansprakelijkheid voor ongevallen zou nog wel sprake kunnen zijn van een belastbare periodieke uitkering.

Voorbeeld

Een ondernemer, melkveehouder, wordt aangereden en krijgt hierdoor nek- en rugklachten. De verzekeraar van de veroorzaker keert € 190.000 uit. De ondernemer blijft echter in staat om zijn onderneming uit te oefenen en weet zijn winst zelfs te vergroten met andere bedrijfsactiviteiten. De inspecteur vindt dat in deze situatie een groot deel van de vergoeding belast moet zijn omdat de verdiencapaciteit van de ondernemer niet is aangetast. De Hoge Raad heeft voor deze situatie echter geoordeeld, dat het nieuwe inkomen van de ondernemer niet van doorslaggevende betekenis is. Onderzocht moet worden in hoeverre de schadevergoeding is toegekend ter zake van het blijvend verlies van de mogelijkheid voor belanghebbende om vee te melken en melkbussen te transporteren. Dat deel van de vergoeding blijft onbelast. Het meerdere is in box 1 belast. 11)

 

Aftrekbaarheid advieskosten

Advieskosten voor een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid of bij ongevallen kunnen aftrekbaar zijn. Dit geldt alleen als de premie voor de verzekering zelf voor aftrek in aanmerking komt. Net als bij een lijfrente geldt dat de beloning dan moet zijn gegeven voor werkzaamheden ter zake van het afsluiten of verlengen van de verzekering of voor het incasseren van de premie. In het lijfrentebesluit van 13 juni 2012 is voor de lijfrente een aantal voorbeelden van werkzaamheden gegeven. 12) Onduidelijk is of de voorbeelden ook gelden voor andersoortige verzekeringen. Ik neem aan van wel aangezien het besluit een toelichting is op een wettelijke bepaling, die ook ziet op de in dit artikel beschreven verzekeringen.

Slot

Arbeidsongeschiktheid kan leiden tot het wegvallen van een (groot) deel van het inkomen. In veel gevallen wordt dit gevolg opgevangen met een verzekerde uitkering. Het maakt veel uit of over de uitkering nog inkomstenbelasting betaald moet worden. Uiteindelijk gaat het de verzekerde immers om het besteedbaar bedrag. En om het netto bedrag dat voor de verzekering moet worden betaald. Het premiebedrag weerhoudt veel ondernemers er nu van om zich te verzekeren. Het gevolg is dat een grote groep ondernemers onverzekerd is tegen het risico van arbeidsongeschiktheid. Zij zien zich zelfs genoodzaakt om eigen collectieven te vormen in vorm van zogeheten ‘broodfondsen’. Voor die ondernemers kan de aftrekbaarheid van de premie van doorslaggevend belang zijn. Weer anderen kiezen liever voor een onbelaste uitkering bij ongevallen in welke hoedanigheid dan ook. Hoe het ook zij; het ongeluk zit in een klein hoekje en kan zomaar tevoorschijn komen. Niet zelden in het gezelschap van de fiscus…

1) Hoge Raad, 31 oktober 1997, NJ 1998, 98.

2) Artikel 3.124, lid 1, onderdeel c, Wet inkomstenbelasting 2001.

3) Ministerie van Financiën, 13 juni 2012, nr. BLKB2012/283M.

4) O.a. Hoge Raad, 20 januari 1954, nr. 11589, LJN: AY2784, Hoge Raad, 2 december 1992, nr. 28529, LJN: ZC5191 en Gerechtshof Leeuwarden, 10 mei 2011, nr. BK 10/192.

5) Hoge Raad, 20 januari 1954, nr. 11 589, BNB 1954/75.

6) Artikel 3.101, lid 1, onderdeel c Wet inkomstenbelasting 2001.

7) Artikel 6.3, lid 1, onderdeel e Wet inkomstenbelasting 2001.

8) Het is dan geen inkomen uit een bron van inkomen maar inkomen in verband met het teniet gaan van een bron van inkomen.

9) Staatssecretaris van Financiën in Infobulletin 1999/236: het vereiste verband met de onderneming is niet zoveel ruimer dan het vereiste verband met een dienstbetrekking bij werknemers.

10) Hof Arnhem 14 februari 2008, nr. 06/00451, LJN BC5464, V-N 2008/22.13.

11) HR 6 oktober 2006, nr. 42 607, BNB 2008/164.

12) Ministerie van Financiën, besluit van 13 juni 2012, nr. BLKB2012/283M.

Samenloop WAO/WIA-uitkering en pensioen

Vraag:
Een cliënt nadert de pensioenleeftijd van 62 jaar volgens de regeling die op hem van toepassing is. Hij is volledig arbeidsongeschikt. Nu wil de cliënt zijn pensioeningangsdatum uitstellen tot 65 jaar, omdat zijn WAO-uitkering doorloopt tot zijn 65e. Is dat toegestaan?

Antwoord:
Nee, dat is niet toegestaan.
Uw client zal in de periode van 62 tot 65 jaar een relatief hoger inkomen genieten door samenloop van de WAO- of WIA-uitkering met een pensioenuitkering. Vanuit die achtergrond is uw vraag begrijpelijk.
In de WAO- en WIA, noch in de fiscale pensioenwetgeving is een verbod op samenloop met een ouderdomspensioen voor 65 jaar of prepensioen opgenomen. In dat geval kan er behoefte bestaan om de pensioeningangsdatum uit te stellen.
De Kennisgroep Pensioenen van de Belastingdienst heeft op haar website uitdrukkelijk aangegeven, dat bij samenloop van een WAO- of WIA-uitkering met prepensioen of ouderdomspensioen, uitstel niet is toegestaan.
Zij verwijst daarbij naar artikel 18a, vierde lid van de Wet op de loonbelasting 1964 (voor ouderdomspensioen) en het voormalige artikel 38a tweede lid, onderdeel b van dezelfde wet (voor prepensioen). In artikel 18a, vierde lid staat dat een ouderdomspensioen niet later ingaat dan op het tijdstip waarop de dienstbetrekking eindigt (dan wel als de dienstbetrekking al is geëindigd: op de pensioendatum). En uitstel van het pensioen is alleen mogelijk voor zover de werknemer doorwerkt.
Aangezien uw cliënt arbeidsongeschikt is, is doorwerken – en daarmee pensioenuitstel – niet aan de orde.

Deze rubriek wordt verzorgd door:
Fiscale Zaken 

Korte berichten

Ongevallenuitkering belast of onbelast?

Een hoofdagent van de politie heeft als onderdeel van zijn werkzaamheden meegedaan aan rijoefeningen op de motor. Tijdens die oefeningen raakt de hoofdagent ernstig gewond.
In 2009 ontvangt de hoofdagent twee uitkeringen van zijn werkgever. De eerste uitkering ontvangt hij op grond van een door zijn werkgever afgesloten collectieve dienstongevallenverzekering die voortvloeit uit het ‘Besluit algemene rechtspositie politie’. De tweede uitkering komt uit een collectieve privé ongevallenverzekering van de werkgever. Op beide uitkeringen heeft de werkgever loonheffing ingehouden. De hoofdagent is het niet eens met deze inhouding op beide uitkeringen.
Nadat Rechtbank Arnhem heeft geoordeeld dat beide uitkeringen moeten worden belast, legt de hoofdagent de casus voor aan Hof Arnhem.
De eerste uitkering volgt uit een zogenoemde rechtspositionele regeling (het Besluit algemene rechtspositie politie). Agenten kunnen rechten ontlenen aan deze regeling als er verband bestaat tussen schade als gevolg van een ongeval en de dienstbetrekking. Volgens het hof is de eerste uitkering dan ook terecht belast.
De hoofdagent stelt dat de werkgever geen verplichting had om de tweede uitkering aan hem uit te betalen. De werkgever heeft het bedrag – afkomstig uit een verzekering - betaald in verband met een mogelijke claim wegens werkgeversaansprakelijkheid. Het hof oordeelt dat het enkele feit dat de werkgever zich extra verzekerd heeft, niet betekent dat de hoofdagent een aanspraak op tweede uitkering had. Het hof is dan ook van mening dat de tweede uitkering niet zozeer verband met de dienstbetrekking houdt, dat deze daaruit genoten moet worden geacht. De hoofdagent wordt voor de tweede uitkering dus in het gelijk gesteld door het hof en hoeft hierover geen inkomstenbelasting te betalen.
Zie voor een uitgebreide behandeling dit onderwerp het artikel van Ton Mertens.
(Hof Arnhem, 10-07-2012, nr. 11/00834)

Onderzoek naar bescherming spaargelden

Minister De Jager van Financiën heeft opdracht gegeven om te starten met het onderzoek naar het beschermen van spaargelden bij banken. Onder leiding van prof. Herman Wijffels wordt een Commissie Structuur Nederlandse Banken in het leven geroepen.
Een van de opdrachten van de commissie is om te onderzoeken hoe een bank in geval van een crisis gescheiden kan worden, waarbij de nutsdelen, zoals spaargelden, beter afgeschermd worden.
(Brief Minister van Financiën, 3 september 2012, kenmerk FM/2012/1269M)
 

Stimulans vastgoedmarkt

Door de huidige stagnerende vastgoedmarkt kan onvoldoende gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om bij verkoop van een woning of bedrijfspand, vermindering van de overdrachtsbelasting te verkrijgen. Daarom heeft staatssecretaris van Financiën Weekers besloten de termijn waarbinnen de verkoop moet plaatsvinden, te verlengen van 6 naar 36 maanden. Als een woning/pand binnen 36 maanden wordt doorverkocht, hoeft alleen overdrachtsbelasting te worden betaald over de meerwaarde.
De maatregel is opgenomen in het Belastingplan 2013. Door een goedkeurend besluit gaat de maatregel al per 1 september 2012 in. De regeling eindigt per 1 januari 2015.
(Besluit staatssecretaris van Financiën van 31 augustus 2012, nr. BLKB2012/1399M)
 

Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht

Op 12 juni 2012 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht aangenomen. De wet treedt op 1 oktober 2012 in werking. Enkele belangrijke wijzigingen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen, zijn:

  • Een minimumkapitaal (geplaatst/gestort) is niet meer verplicht bij de oprichting van een bv. De verplichte bank- en accountantsverklaring bij inbreng in natura verdwijnt;
  • De definitie van DGA wordt in de Pensioenwet (PW) aangepast in verband met de introductie van het stemrechtloze aandeel. Om voor de PW als DGA aangemerkt te worden, wordt in de definitie bepaald dat het moet gaan om een (in)direct houder van aandelen met stemrecht;
  • De Faillissementswet en de Wet inkomstenbelasting 2001 worden aangepast, waardoor het de bedoeling is dat het tegoed van een lijfrentespaarrekening en de waarde van een beleggingsrecht buiten het faillissement of beslag blijft. Dit geldt alleen voor zover de ingelegde bedragen in aftrek konden worden genomen.

(Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht, Kst 31 058, SC 299, 18 juni 2012 en Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht, Kst 32 426, SC 300, 5 juli 2012)

Korte berichtenlabel

Korte berichten